Brusselse jongeren ontdekken Finse onderwijsmodel

In september 2015 ging een groep jonge Brusselaars op reis naar de Finse hoofdstad Helsinki en omstreken. Hun missie? Van dichtbij bekijken hoe het zo geroemde onderwijsmodel er werkt. 

Het Finse onderwijs staat wereldwijd bekend als een voorbeeld. Naar school gaan is er echt gratis. Elitescholen bestaan er niet, gettoscholen ook niet. Wat je sociale afkomst ook is, leerlingen hebben er gelijke kansen. En vooral: een jaartje overdoen bestaat in Finse scholen (bijna) niet. Finland staat dan ook al jaren in de top drie van de internationale PISA-studies die het onderwijs over de hele wereld vergelijken.
Negen jongeren van jeugdhuis Chicago (D’Broej), een jeugdwerking in hartje Brussel die openstaat voor jongeren uit door armoede getroffen volkswijken, trokken naar Finland. Ze spraken er met onderwijsspecialisten, met de vakbond en met studenten en ze verbleven vier dagen in een Finse school. Deze jongeren beleven de ongelijkheid in de Brusselse scholen dikwijls van heel dichtbij. Sinds drie jaar werken ze rond deze problematiek in het onderwijs, ze moesten en zouden het befaamde Finse systeem van dichterbij bekijken. 
















Iedereen hetzelfde lesprogramma tot 15 jaar
Welk systeem zorgt voor die goede resultaten van de Finse scholen, terwijl het onderwijs in België er niet in slaagt kinderen van arme afkomst (en met een migratieachtergrond) evenveel kansen te bieden als kinderen van rijke komaf? 
Een essentieel element van het succesvolle Finse onderwijs is de gemeenschappelijke sokkel (comprehensive school, in het Engels). Van 7 tot 15 jaar volgt iedereen hetzelfde programma. Niemand moet kiezen tussen Latijn, wetenschappen, of wat dan ook. Op het gemeenschappelijke programma staan wiskunde en taal, maar ook houtbewerking en kook- en huishoudkunde. Voor iedereen. 

Tijdens ons bezoek ontmoeten we meneer Eero, een leerlingencoach in een school in het oosten van Helsinki: “Door de gemeenschappelijke sokkel krijgt iedereen tot 15 jaar een veelzijdige opleiding, die alle mogelijkheden voor de toekomst openhoudt. Pas op 16 jaar moeten onze leerlingen kiezen welke richting ze in hun leven uit willen. Persoonlijk vind ik 16 jaar soms te jong om zo’n belangrijke keuze te maken.”Deze gemeenschappelijke sokkel zorgt ervoor dat sterke leerlingen in Finland even sterk zijn als elders in de wereld, terwijl het niveau van de “zwakkere” leerlingen aanzienlijk hoger ligt dan, bijvoorbeeld, bij ons in België. Meneer Eero zegt het zo: “Een Finse school beschouwt het als haar plicht om iedereen te doen slagen. Ik vergelijk het met voetbal: als leraar ben je de coach van je team. Als iemand van je team faalt, dan is dat de verantwoordelijkheid van de trainer.”

0,5% zittenblijvers
In Oost-Helsinki bezochten we de Kallahti Comprehensive School. Deze school met 512 leerlingen ligt in een wijk met een hoge migrantenpopulatie. In deze school moest vorig jaar slechts één leerling het jaar overdoen, en nog wel omdat de ouders dat eisten. Tot grote ontgoocheling van de schooldirecteur: “Een jaar overdoen is dodelijk voor de motivatie van een leerling. Wij proberen nu de ouders van de leerling in kwestie te overtuigen het kind opnieuw bij zijn groep te laten aansluiten”.

Om alle leerlingen te doen slagen beschikt de school over zes extra leerkrachten voor leerlingen met “bijzondere noden” (zeg niet: “zwakke leerlingen”). Deze leerkrachten staan niet permanent voor de klas, ze worden apart ingezet wanneer nodig. Sommige leerlingen krijgen een paar bijlessen in wiskunde, of soms komen deze speciale leerkrachten een klas bijstaan als er een groepsprobleem is. Er zijn ook een psycholoog en een sociaal assistent aanwezig op de school. De kost van dit team van zes beroepskrachten ligt nog steeds lager dan de kost van een halve klas zittenblijvende leerlingen, zoals in België. 


Leraren overleggen met elkaar
Iedere week organiseert het “special needs team” een overleg met de directeur en met de reguliere leerkrachten. Samen bepalen ze welke leerlingen geholpen moeten worden. Een op de vijf leerlingen wordt ergens tijdens zijn schoolcarrière op die manier bijgestaan, en dat gebeurt zoveel mogelijk op de school zelf. Huistaken buiten de schooluren bestaan niet in Finland. Als resultaat van dit beleid moet slechts 0,5% van de leerlingen in Finland ooit een jaar overdoen (blijven zitten). Ter vergelijking: in Brussel heeft 47% van de kinderen op 15-jarige leeftijd al minstens één jaar gedubbeld.

Zelfs vervoer en warme maaltijd gratis
“Is echt alles gratis?”, was de meest gestelde vraag van de delegatie Brusselse jongeren in Finland. Het antwoord is ja. Het Finse onderwijs is volledig gratis van kleutertuin tot middelbare school. Er is geen inschrijvingsgeld en alle boeken en ander lesmateriaal krijgen de leerlingen 100% gratis. Er is geen maximumfactuur of factuur voor de opvang. Ook in het hoger onderwijs is er geen inschrijvingsgeld. Daar moet je soms wel de boeken betalen, maar je kunt er een beurs voor aanvragen. 

Hanna Laakso van de Finse nationale onderwijsraad legt het ons uit: “Gratis onderwijs zorgt voor democratie omdat kinderen van alle sociale afkomst gelijke toegang tot onderwijs krijgen. Leerlingen krijgen bovendien ook de nodige ondersteuning op school zodat niemand een beroep moet doen op bijlessen na de uren of een – dikwijls heel dure – psycholoog of logopedist moet betalen.”

“Iedere middag krijgen alle leerlingen – én het personeel – gratis een warme maaltijd op school. Door iedereen gratis gezond eten te geven, hebben ook kinderen uit arme gezinnen de kans om een gezond lichaam te houden dat goed kan leren”. Ook het openbaar vervoer naar school is gratis (vanaf 5 km tussen school en thuis). Geldzorgen spelen geen rol in het leerproces. 

Enkele veelgestelde vragen
- Is het Finse systeem in België wel mogelijk? Er zijn in Finland immers minder migranten.

Finland heeft een migratiebevolking van 3,6%, tegen ongeveer 9% in België. De PISA-studies tonen echter aan dat schoolresultaten vooral beïnvloed worden door sociale achtergrond, en pas in tweede instantie door migratieachtergrond. Finland investeert veel in extra schoolbegeleiding op maat van de individuele leerlingen. Dit soort ondersteuning is overal mogelijk en noodzakelijk, in België waarschijnlijk nog meer dan in Finland. 

- Kost het niet enorm veel geld?
Finland besteedde in 2000 6,5% van zijn bnp aan onderwijs, tegen 6,4% in België. Finland heeft één onderwijsnet en één onderwijsminister en kan door gezamenlijke aankopen veel geld besparen. De leerkrachten verdienen er niet aanzienlijk meer dan in ons land. Wel wordt geïnvesteerd in degelijke infrastructuur en in de opleiding van leraren (die trouwens allemaal een masterdiploma hebben).

- Presteren de sterke leerlingen niet minder goed door die gemeenschappelijke sokkel? 
De sterkste leerlingen van Finland zijn even sterk als de sterkste leerlingen in België. Dat betekent dat de sterke leerlingen, sterk blijven. De PISA-studies tonen dat Finse leerlingen van armere sociale afkomst (en migranten) betere resultaten behalen dan in andere landen. Dat betekent dat het Finse onderwijs erin slaagt om de onderwijsongelijkheid – waar België wereldkampioen in is – kleiner te maken. 

- In België wonen dubbel zoveel mensen als in Finland. Dat maakt het systeem toch niet toepasbaar hier?
Finland telt 5,4 miljoen inwoners. Dat is iets minder dan in Vlaanderen en iets meer dan in Wallonië. Het is dus perfect denkbaar om een dergelijk systeem toe te passen in elk deel van ons land. 


- In Finland spreekt iedereen Fins. Is de taal bij ons geen complexer gegeven?
In Finland krijgen de meeste leerlingen les in het Fins. Een klein deel gaat naar scholen waar in het Zweeds wordt lesgegeven, de tweede taal van het land. Migranten die in Finland aankomen, krijgen gedurende één jaar intensief Finse les, zodat ze daarna in de klas van hun leeftijd kunnen gaan. Tegelijkertijd krijgen leerlingen taallessen in hun eigen moedertaal (op school, zodat ze niet op zaterdag naar een extra les moeten). Ze weten dat een goede kennis van de moedertaal bevorderlijk is om ook beter Fins te leren. 
 

Brusselse jongeren getuigen

Mustapha Fatah: “Betere punten en minder uren op school”
“De leerlingen in Finland moeten bijna nooit dubbelen. In Brussel is dat bijna de gewone gang van zaken. Ik zou nochtans liever hebben dat iemand mijn auto steelt dan dat ik een jaar moet overdoen! In Finland hebben ze begrepen dat dubbelen heel slecht is voor de motivatie van de leerlingen, dat het niet leidt tot betere resultaten én dat het te veel geld kost. 
Wat me onmiddellijk opviel, is dat de Finse leerlingen graag naar school gaan. Ik ben er zeker van dat dit het gevolg is van de manier waarop er wordt lesgegeven. De pauzes tussen de lessen duren er bijvoorbeeld veel langer dan bij ons. Op die manier moeten de leerlingen niet zenuwachtig van het ene lokaal naar het andere lopen en hebben ze meer tijd om de leerstof te laten bezinken. De leerlingen hebben minder lesuren dan in België: zo hebben de kinderen van 7 jaar slechts 19 uur les per week. Die mogen na het middageten bijna naar huis. Het aantal uren stijgt tot 30 uur per week voor leerlingen van 15 jaar. Finse leerlingen hebben dus niet alleen betere punten dan de rest van de wereld, maar moeten daarvoor minder uren op school zitten.”

Chiraz Graja:  “Ik was beter in Finland geboren”
“Achteraf gezien was ik beter in Finland geboren. Dan had ik niet moeten dubbelen in de lagere school. Ik was ‘een moeilijke leerling’. Ik kon moeilijk stilzitten en was de hele tijd aan het tekenen. In Finland zagen we dat er voor kinderen zoals ik een betere omkadering is: ze houden er rekening met alle leerlingen en gaan op zoek naar een oplossing. Omdat ze meer leerkrachten hebben, kunnen ze inzetten op elke leerling en ervoor zorgen dat iedereen slaagt. 
Door het gemeenschappelijke programma tot 15 jaar kan iedereen met alle disciplines kennismaken: van wetenschap tot koken, kunst en muziek. Niemand wordt in het technisch of beroeps gestoken voor z’n 15 jaar, want dat bestaat gewoon niet. 
Dat is in België anders. Hier moet je over voldoende financiële middelen beschikken om je kind extra ondersteuning geven. De armen moeten hun plan trekken. Sociale mix in de scholen, dat zie je haast niet in Brusselse scholen. Dat is een beetje zoals in de sociale woning waar ik woon. Daar zie je allerlei soorten mensen, Portugezen, Albanezen, Congolezen. Maar rijk en arm samen, dat zie je niet.”
 

Yasmina El Hadri: “Gratis onderwijs betekent gelijke kansen”
“In Finland zag ik veel omkadering voor leerlingen die dat nodig hebben. De leerlingen zijn daardoor veel gemotiveerder. In Brussel zeggen de leerkrachten soms al in december dat je ‘het jaar zeker zal moeten overdoen in juni’. Dan kan je beginnen dure bijlessen te zoeken. In België moeten zelfs kinderen in de lagere school hun jaar overdoen, dat vind ik helemaal overdreven. Veel van die dubbelaars in Brussel zijn migranten en van de lagere klassen, het is alsof het systeem ons heeft opgegeven. 
Onderwijs in Finland is helemaal gratis. Daardoor hebben kinderen van arme gezinnen evenveel kansen als die van rijke gezinnen. Bij ons in België moeten de ouders elk jaar een paar honderd euro’s ophoesten voor boeken, schoolreizen, fotokopieën ... De grote prijsverschillen tussen de scholen maken de ongelijkheid nog groter.
De Finse leerlingen mogen de kleren dragen die ze willen, ook de hoofddoek. De hoofddoek is daar geen probleem meer, ze beseffen dat die deel uitmaakt van de persoonlijkheid. Die persoon heeft daardoor geen slechtere punten. Maar je mag geen pet dragen op school, want dat is niet beleefd.” 

 

Ismael Khajjou: “Onder indruk van hulp die leerlingen krijgen”
“Zodra we aankwamen in Finland, waren we onder de indruk van de hulp die alle leerlingen kunnen krijgen. Hun motto is ‘de leerling ís niet het probleem, maar hij hééft een probleem’. De extra ondersteuning bestaat uit drie niveaus: algemeen, intensief en individueel. 
De begeleiding wordt gegeven door leerkrachten die daarvoor zijn opgeleid. Eerst krijgt de leerling algemene hulp. Als het probleem blijft bestaan, volgt meer intensieve ondersteuning, bijvoorbeeld door bijlessen op school. Daarna worden soms leerlingen in kleine groep geholpen. 
We zagen ook een YOPPO-klas. Dat is een klas met maar vijf leerlingen en twee leerkrachten. Het ging hier om leerlingen die hadden afgehaakt en volledig gedemotiveerd waren. De lerares vertelde ons dat ze er toch in slagen deze leerlingen een specifiek programma te geven, waardoor ze toch op school blijven en ze terug ‘opgepikt’ kunnen worden. 
Door die heel intensieve begeleiding behouden de meesten van deze gedemotiveerden toch al hun kansen op een opleiding aan de universiteit.”

Meer info & contact over deze reis: miet@chicago.be